Natuurlijk! Hier zijn enkele voorbeelden van Nederlandse handelstermen van 6 letters, opgedeeld in verschillende categorieën:
Financieel:
- Wissel: Overboeking van geld tussen twee partijen.
- Optie: Recht om een bepaald financieel instrument te kopen of verkopen tegen een vooraf vastgestelde prijs.
- Aandeel: Bewijs van eigendom in een bedrijf.
- Obligatie: Lening aan een bedrijf of overheid.
- Termijn: Periode waarin een bepaalde handeling moet worden verricht.
Logistiek:
- Factuur: Document met specificatie van geleverde goederen of diensten en de daarmee gepaarde kosten.
- Order: Aanvraag voor bepaalde goederen of diensten.
- Levering: Overdracht van goederen of diensten aan een koper.
- Douane: Overheidsdienst die toezicht houdt op de internationale handel.
- Vracht: Goederen die worden vervoerd.
Marketing:
- Branding: Strategie om een product of dienst een unieke identiteit te geven.
- Promotie: Activiteiten om een product of dienst te verkopen.
- Marketing: Activiteiten om de behoeften van klanten te onderzoeken en hierop in te spelen.
- Verkoop: Processen en activiteiten om omzet te genereren.
- Markt: Groep van kopers en verkopers van een bepaald product of dienst.
Contractueel:
- Garantie: Zekerheid dat een product of dienst voldoet aan bepaalde eisen.
- Contract: Overeenkomst tussen twee of meer partijen.
- Clausule: Artikel in een contract met een specifieke bepaling.
- Arbitrage: Onafhankelijke beslechting van een geschil.
- Disclaimer: Verklaring waarin men afstand doet van aansprakelijkheid.
Overig:
- Import: Invoer van goederen of diensten.
- Export: Uitvoer van goederen of diensten.
- Aanbod: Voorstel om goederen of diensten te verkopen tegen een bepaalde prijs.
- Vraag: Wens en bereidheid om goederen of diensten te kopen tegen een bepaalde prijs.
- Bedrijf: Organisatorische eenheid die economische activiteiten uitvoert.
Ik hoop dat deze voorbeelden je helpen! Geef me gerust meer informatie over de context waarin je de handelsterm hebt gevonden, zodat ik je nog gerichter kan helpen.