De regen boog af, haar druppels een grillige dans in de wind. De rechte lijn, die ze zo trouw had gevolgd, vervaagde, replaced door een wirwar van krommen en bogen. De regen, bevrijd van haar pad, leek te spelen met de zwaartekracht, dwarrelend en stuiterend in de zonovergoten lucht.
De straten, die zojuist nog nat en glimmend waren, droogden snel op. De zon, die tevoorschijn was gekomen achter de wolken, scheen fel en warm. De wind, die de regen had verjaagd, fluisterde nu zachtjes door de bladeren van de bomen.
De wereld leek te veranderen met de verdwijning van de regen. De kleuren werden helderder, de geluiden scherper. De geur van natte aarde vermengd met de frisse zilte wind van de zee.
De mensen, die zich zojuist nog hadden verstopt voor de regen, kwamen nu tevoorschijn. Ze lachten en praatten, genietend van de onverwachte zonneschijn.
De regen was verdwenen, maar haar afwezigheid bracht iets nieuws, iets moois. De wereld was weer open, klaar om ontdekt te worden.